Storico e studioso olandese Matthys (Matthijs) Balen ha scritto una importante storia di Dordrecht in due volumi.
Matthijs Balen, gezeten voor zijn boekenkast en met een charter in de hand. Op de achtergrond de Grote Kerk. Gravure van Romein de Hooghe naar een schilderij en met een vers van Samuel van Hoogstraten (Regionaal Archief Dordrecht 551-10807).
Geboren Dordrecht 1 oktober 1611, overleden Dordrecht 30 maart 1691. Oudste zoon van Jan Balen Matthijsz (1590-1679) en Elisabeth van Bokstaal (circa 1585-1620). Matthijs huwde op 19 juni 1639 met Kristina van den Tak, die op 18 oktober 1642 overleed. Uit dit huwelijk werden geboren Elisabeth (1640-1678), Jakob (1641) en Mariken (1642-1644). Zijn tweede vrouw, Martina Savary (geboren 26 oktober 1618 als dochter van de bekende graveur Salomon Savary), met wie hij op 17 april 1644 te Amsterdam trouwde, schonk hem Maria (1645-1662), Johan (roepnaam Jan, 1647-1746), Emma (1649) en Adriana (1650-1667). Martina Savary stierf op 30 oktober 1652. Op 21 december 1653 trouwde Matthijs voor de derde maal, nu te Rotterdam met Elisabeth van Rijnberk. Zij stierf op 29 december 1684. Alleen zoon Jan overleefde zijn vader. Jans derde zoon Matthijs (1684-1766) kreeg les van Arnold Houbraken en ontwikkelde zich tot schilder en tekenaar.
De zeventiende eeuw kenmerkt zich door een grote belangstelling voor het verleden, met name in het perspectief van de vaststelling van en propaganda voor een lokale identiteit. Als gevolg daarvan verschijnen veel stadsbeschrijvingen, zo ook in Dordrecht. De jurist mr. Jacob van der Eyck opent de rij in 1628 met zijn Corte beschrijvinghe vanden Lande van Zuyt-Hollandt. Medicus Johan van Beverwijck volgt in 1640 met ’t Begin van Hollant in Dordrecht en predikant Jacob van Oudenhoven publiceert in 1666 Oudt ende Nieuw Dordrecht.
De Beschryvinge der stad Dordrecht, die Matthijs Balen in 1677 het licht laat zien, overtreft echter deze voorgangers. Dit boek telt meer dan 1.400 bladzijden, verdeeld over vier boeken met in het eerste deel de geschiedenis van Zuid-Holland en de rond de stad gelegen ambachtsheerlijkheden, in deel twee de stad met haar gebouwen en instellingen, in deel drie het stadsbestuur en de handvesten en in het laatste deel de gebeurtenissen en genealogieën van een veertigtal regentenfamilies. Het is eeuwenlang hét standaardwerk over de geschiedenis van Dordrecht. Pas in de twintigste eeuw wordt het gedeeltelijk verdrongen door de Geschiedenis van Dordrecht van archivaris Van Dalen en de driedelige Geschiedenis van Dordrecht.
Balen stamde uit een betrekkelijk eenvoudig, mogelijk uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige, doopsgezinde familie. Zijn vader, Jan Balen Matthijszoon was bierbrouwer in de Hengst in de Wijnstraat, verkocht zijn eigen bier in herberg de Gekroonde Osch en dreef een azijnmakerij bij het Bagijnhof. Nadat de brouwerij was afgebrand, richtte hij zich op de handel in Spaanse wol en de azijnmakerij. Matthijs trad in 1630 tot het Kuipersgilde toe, mogelijk omdat zijn vader veel met deze beroepsgroep te maken had. Volgens eigen zeggen heeft hij het beroep van kuiper ook uitgeoefend. Hij noemde een zekere Kornelis van Gezel gedurende tien jaar zijn ambtgenoot en in 1675 is hij zoals uit een lijst van gildebroeders blijkt, nog altijd lid. Maar of hij vaak als kuiper werkzaam is geweest, valt te betwijfelen. De meeste bronnen noemen hem touwverkoper, een beroep dat hij uitoefende in het huis de Pellikaan aan de waterzijde van de Voorstraat nabij de Visbrug. Of hij ook lid was van de confrérie der twijnders is twijfelachtig. Het gildeboek vermeldt in 1676 de inschrijving van een zekere Mattijs Baaleij.
De touwhandel liet hem blijkbaar zoveel tijd, dat hij zich kon storten op het verzamelen van gegevens over de geschiedenis van de stad en omgeving. En hoewel niet tot het patriciaat behorende, kreeg hij van het gemeentebestuur toestemming op de werkkamers van de ambtenaren oude stukken te bestuderen, al bleef de ijzeren kast, met daarin de belangrijkste stukken, voor hem gesloten. Matthijs maakte jarenlang aantekeningen uit (deels later verloren geraakte) archiefstukken maar ontleende ook de nodige gegevens aan manuscripten en eerder verschenen boeken zoals de kroniek van zijn huisvriend Pieter van Godewijck en het werk van Van Beverwijck, waaruit gedeelten soms vrijwel letterlijk zijn overgenomen.
Het uitgeven van een dergelijk werk was overigens een riskante onderneming. Toen het boek klaar was, wilden de plaatselijke uitgevers het uit vrees voor een te geringe afzet niet drukken. De Oudraad besloot hierop in januari 1674 honderd exemplaren op zwaar papier af te nemen voor in totaal duizend gulden. Symon Onder de Linde begon daarop met de uitgave en eind 1677 lag het werk onder de pers. Als tegenprestatie voor de gemeentelijke steun moest Balen, een bewonderaar van de gebroeders De Witt, enkele gedichten uit zijn boek verwijderen waarin werd gezinspeeld op de moord uit 1672. Bij de overhandiging van het eerste exemplaar beloofde de Oudraad Matthijs Balen of zijn zoon Jan te begunstigen met het eerste vrijkomende stedelijke ambt waarvoor zij geschikt waren, een belofte die nooit is ingelost.
Matthijs schreef ook gedichten. Margaretha van Godewijck noemde hem zelfs ‘un très exellent poëte’. Gelegenheidsgedichten van zijn hand treffen we aan in het voorwerk van enkele boeken en in het familiearchief Balen. Voorafgaande aan zijn stadsbeschrijving publiceerde hij in 1676 bij dezelfde drukker de Privilegien, voor-regten, handvesten, costumen, oude herkomen, keuren etc. der stad Dordrecht, en den lande van Zuyd-Holland, gevolgd door een Dag-Lyste met daarin een opsomming van stadsbestuurders en stedelijke functionarissen en een jaaragenda (waarvan een eerste proeve al in 1673 verschenen was). Vanaf 1678 tot aan zijn dood stelde hij ook jaarlijks de zogenoemde Heerenboekjes, de verre voorlopers van de gemeentegids Dordt in ’t kort, samen.
Matthijs stierf op 30 maart 1691 ‘out 79 jaer 5 maende 30 dage op een vrijdagh tussen 9 en tijene’ zoals zoon Jan, die de zaak van zijn vader zou voortzetten, in het familieregister aantekende. In het begraafboek van de Grote Kerk werd hij ingeschreven als ‘Historyschrijver van Dordreght’. De stad erkende zijn verdiensten door één van de straten die eind negentiende eeuw werden aangelegd naar hem te vernoemen.
Bronnen en literatuur
Collectie van bescheiden met betrekking tot de familie Balen; Dordrecht, Regionaal Archief Dordrecht, archiefblok 85.
G.D.J. Schotel, Matthijs Balen; in: Jaarboekje voor Dordrecht 1841 (Dordrecht 1841), p. 24-33.
G.H. Veth, Matthijs Balen (Overdruk Dordrechtsche Courant 1889).
A.J. Busch, Ten geleide bij de herdruk van de ‘Beschrijvinge der stad Dordrecht’ (Dordrecht 1966).
J. Alleblas, Matthijs Balen, historyschrijver van Dordreght, in: Lifestyle Dordrecht 3 (2005), p. 89-91.
http://www.genealogieonline.nl/genealogie-balen/
Verdere gegevens in Balen, p. 1347-1358; Van der Aa 2-1, p. 82-83; NNBW 1, p. 230-231.
Jan Alleblas (april 2012)
Matthijs Balen, gezeten voor zijn boekenkast en met een charter in de hand. Op de achtergrond de Grote Kerk. Gravure van Romein de Hooghe naar een schilderij en met een vers van Samuel van Hoogstraten (Regionaal Archief Dordrecht 551-10807).
Geboren Dordrecht 1 oktober 1611, overleden Dordrecht 30 maart 1691. Oudste zoon van Jan Balen Matthijsz (1590-1679) en Elisabeth van Bokstaal (circa 1585-1620). Matthijs huwde op 19 juni 1639 met Kristina van den Tak, die op 18 oktober 1642 overleed. Uit dit huwelijk werden geboren Elisabeth (1640-1678), Jakob (1641) en Mariken (1642-1644). Zijn tweede vrouw, Martina Savary (geboren 26 oktober 1618 als dochter van de bekende graveur Salomon Savary), met wie hij op 17 april 1644 te Amsterdam trouwde, schonk hem Maria (1645-1662), Johan (roepnaam Jan, 1647-1746), Emma (1649) en Adriana (1650-1667). Martina Savary stierf op 30 oktober 1652. Op 21 december 1653 trouwde Matthijs voor de derde maal, nu te Rotterdam met Elisabeth van Rijnberk. Zij stierf op 29 december 1684. Alleen zoon Jan overleefde zijn vader. Jans derde zoon Matthijs (1684-1766) kreeg les van Arnold Houbraken en ontwikkelde zich tot schilder en tekenaar.
De zeventiende eeuw kenmerkt zich door een grote belangstelling voor het verleden, met name in het perspectief van de vaststelling van en propaganda voor een lokale identiteit. Als gevolg daarvan verschijnen veel stadsbeschrijvingen, zo ook in Dordrecht. De jurist mr. Jacob van der Eyck opent de rij in 1628 met zijn Corte beschrijvinghe vanden Lande van Zuyt-Hollandt. Medicus Johan van Beverwijck volgt in 1640 met ’t Begin van Hollant in Dordrecht en predikant Jacob van Oudenhoven publiceert in 1666 Oudt ende Nieuw Dordrecht.
De Beschryvinge der stad Dordrecht, die Matthijs Balen in 1677 het licht laat zien, overtreft echter deze voorgangers. Dit boek telt meer dan 1.400 bladzijden, verdeeld over vier boeken met in het eerste deel de geschiedenis van Zuid-Holland en de rond de stad gelegen ambachtsheerlijkheden, in deel twee de stad met haar gebouwen en instellingen, in deel drie het stadsbestuur en de handvesten en in het laatste deel de gebeurtenissen en genealogieën van een veertigtal regentenfamilies. Het is eeuwenlang hét standaardwerk over de geschiedenis van Dordrecht. Pas in de twintigste eeuw wordt het gedeeltelijk verdrongen door de Geschiedenis van Dordrecht van archivaris Van Dalen en de driedelige Geschiedenis van Dordrecht.
Balen stamde uit een betrekkelijk eenvoudig, mogelijk uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige, doopsgezinde familie. Zijn vader, Jan Balen Matthijszoon was bierbrouwer in de Hengst in de Wijnstraat, verkocht zijn eigen bier in herberg de Gekroonde Osch en dreef een azijnmakerij bij het Bagijnhof. Nadat de brouwerij was afgebrand, richtte hij zich op de handel in Spaanse wol en de azijnmakerij. Matthijs trad in 1630 tot het Kuipersgilde toe, mogelijk omdat zijn vader veel met deze beroepsgroep te maken had. Volgens eigen zeggen heeft hij het beroep van kuiper ook uitgeoefend. Hij noemde een zekere Kornelis van Gezel gedurende tien jaar zijn ambtgenoot en in 1675 is hij zoals uit een lijst van gildebroeders blijkt, nog altijd lid. Maar of hij vaak als kuiper werkzaam is geweest, valt te betwijfelen. De meeste bronnen noemen hem touwverkoper, een beroep dat hij uitoefende in het huis de Pellikaan aan de waterzijde van de Voorstraat nabij de Visbrug. Of hij ook lid was van de confrérie der twijnders is twijfelachtig. Het gildeboek vermeldt in 1676 de inschrijving van een zekere Mattijs Baaleij.
De touwhandel liet hem blijkbaar zoveel tijd, dat hij zich kon storten op het verzamelen van gegevens over de geschiedenis van de stad en omgeving. En hoewel niet tot het patriciaat behorende, kreeg hij van het gemeentebestuur toestemming op de werkkamers van de ambtenaren oude stukken te bestuderen, al bleef de ijzeren kast, met daarin de belangrijkste stukken, voor hem gesloten. Matthijs maakte jarenlang aantekeningen uit (deels later verloren geraakte) archiefstukken maar ontleende ook de nodige gegevens aan manuscripten en eerder verschenen boeken zoals de kroniek van zijn huisvriend Pieter van Godewijck en het werk van Van Beverwijck, waaruit gedeelten soms vrijwel letterlijk zijn overgenomen.
Het uitgeven van een dergelijk werk was overigens een riskante onderneming. Toen het boek klaar was, wilden de plaatselijke uitgevers het uit vrees voor een te geringe afzet niet drukken. De Oudraad besloot hierop in januari 1674 honderd exemplaren op zwaar papier af te nemen voor in totaal duizend gulden. Symon Onder de Linde begon daarop met de uitgave en eind 1677 lag het werk onder de pers. Als tegenprestatie voor de gemeentelijke steun moest Balen, een bewonderaar van de gebroeders De Witt, enkele gedichten uit zijn boek verwijderen waarin werd gezinspeeld op de moord uit 1672. Bij de overhandiging van het eerste exemplaar beloofde de Oudraad Matthijs Balen of zijn zoon Jan te begunstigen met het eerste vrijkomende stedelijke ambt waarvoor zij geschikt waren, een belofte die nooit is ingelost.
Matthijs schreef ook gedichten. Margaretha van Godewijck noemde hem zelfs ‘un très exellent poëte’. Gelegenheidsgedichten van zijn hand treffen we aan in het voorwerk van enkele boeken en in het familiearchief Balen. Voorafgaande aan zijn stadsbeschrijving publiceerde hij in 1676 bij dezelfde drukker de Privilegien, voor-regten, handvesten, costumen, oude herkomen, keuren etc. der stad Dordrecht, en den lande van Zuyd-Holland, gevolgd door een Dag-Lyste met daarin een opsomming van stadsbestuurders en stedelijke functionarissen en een jaaragenda (waarvan een eerste proeve al in 1673 verschenen was). Vanaf 1678 tot aan zijn dood stelde hij ook jaarlijks de zogenoemde Heerenboekjes, de verre voorlopers van de gemeentegids Dordt in ’t kort, samen.
Matthijs stierf op 30 maart 1691 ‘out 79 jaer 5 maende 30 dage op een vrijdagh tussen 9 en tijene’ zoals zoon Jan, die de zaak van zijn vader zou voortzetten, in het familieregister aantekende. In het begraafboek van de Grote Kerk werd hij ingeschreven als ‘Historyschrijver van Dordreght’. De stad erkende zijn verdiensten door één van de straten die eind negentiende eeuw werden aangelegd naar hem te vernoemen.
Bronnen en literatuur
Collectie van bescheiden met betrekking tot de familie Balen; Dordrecht, Regionaal Archief Dordrecht, archiefblok 85.
G.D.J. Schotel, Matthijs Balen; in: Jaarboekje voor Dordrecht 1841 (Dordrecht 1841), p. 24-33.
G.H. Veth, Matthijs Balen (Overdruk Dordrechtsche Courant 1889).
A.J. Busch, Ten geleide bij de herdruk van de ‘Beschrijvinge der stad Dordrecht’ (Dordrecht 1966).
J. Alleblas, Matthijs Balen, historyschrijver van Dordreght, in: Lifestyle Dordrecht 3 (2005), p. 89-91.
http://www.genealogieonline.nl/genealogie-balen/
Verdere gegevens in Balen, p. 1347-1358; Van der Aa 2-1, p. 82-83; NNBW 1, p. 230-231.
Jan Alleblas (april 2012)
fonte: https://www.regionaalarchiefdordrecht.nl/biografisch-woordenboek/matthijs-balen/
Nessun commento:
Posta un commento